Wijnsoorten in het kort

Wijnsoorten in het kort

De wereld van wijn kan overweldigend overkomen met al die verschillende wijnsoorten, -stijlen, -druiven en -streken. Om die wereld een stukje simpeler te maken, beschrijven we hier welke soorten en stijlen er allemaal bestaan en wat de belangrijkste verschillen zijn.

Kort gezegd kun je wijn indelen op basis van drie kenmerken: de kleur, de stijl en de soort. Het meest herkenbare onderscheid tussen wijnen is natuurlijk de kleur. We hoeven je vast niet uit te leggen dat er witte, rosé en rode wijnen bestaan. Naast de drie kleuren kun je wijn indelen in twee, of eigenlijk drie, stijlen. Je hebt namelijk droge en zoete wijn. Bij een droge wijn is alle druivensuiker omgezet in alcohol. Een zoete wijn krijgt zijn smaak doordat een deel van de druivensuiker niet is omgezet in alcohol. De derde stijl zit precies tussen droog en zoet in en heet daarom ook medium.

Verreweg de meeste wijnen zijn van de stille soort; wijn zonder koolzuur. Alle wijnen met bubbels  zoals champagne en prosecco zijn mousserend, oftewel met koolzuur. Tot slot heb je nog met extra alcohol versterkte wijnen met als meest bekende voorbeeld port.

Mousserende wijnen

Mousserende wijnen hebben door het koolzuur een kenmerkende bubbel. Toch heeft elke mousserende wijnen een eigen smaak. De hangt uiteraard af van de druifsoort en wijnstreek. Zo zijn er mousserende witte en rosé wijnen. Ook de wijze waarop de wijn mousserend is gemaakt, heeft invloed op de smaak. Hierin zijn drie manieren te onderscheiden.

  • De méthode traditionele. Tijdens de tweede vergisting ontstaat koolzuur in de fles zelf. Voorbeelden hiervan zijn champagne, cava en crémant.
  • Een afgeleide hiervan is de methode waarbij het koolzuur ontstaat bij de tweede vergisting op de tank. Dit gaat sneller dan vergisting op fles en is daarom voordeliger om te produceren. Het bekendste voorbeeld hiervan is prosecco.
  • Bij de laatste variant wordt de koolzuur letterlijk toegevoegd aan een stille wijn die al gebotteld is. Dit heet carbonatie.

Witte wijnsoorten

De meeste witte wijnen worden gemaakt van witte druiven. Toch bestaan er ook witte wijnen gemaakt van blauwe druiven. Het sap van blauwe druiven heeft namelijk dezelfde grijsgroene kleur als dat van witte druiven. Om een witte wijn van blauwe druiven te maken, worden de druiven heel zacht geperst, zodat de schil nauwelijks kleurstof aan het druivensap afgeeft.

Bij een droge witte wijn is bijna alle suiker door de gist ‘opgegeten’. Blijft er meer suiker over? Dan krijg de wijn een halfzoete (medium) tot zoete smaak, afhankelijk van hoeveel suiker er overblijft.

Lichte witte wijnen smaken fris en hebben een hogere zuurgraad. De wat zwaardere witte wijnen zijn voller en romiger. Dit komt vaak doordat ze zijn gerijpt op eikenhouten vaten, meestal tussen de zes en twaalf maanden. Daarnaast bestaan er nog aromatische witte wijnen. Dit zijn wijnen waarbij de primaire aroma’s van de druifsoort de smaak en geur domineren. Bekende voorbeelden zijn riesling, muscadel en gewürztraminer.

De meest bekende witte wijndruiven zijn: chardonnay, chenin blanc, pinot blanc, pinot gris/grigio, airén, sauvignon blanc en verdejo.

Rosé wijnen

Rosé wordt gemaakt van blauwe druiven. Soms gebeurt dit in combinatie met witte druiven. De schillen gisten kort (veel korter dan bij rode wijnen) mee om kleurstof af te geven. Zodra het sap de gewenste roze kleur heeft, worden de schillen van het sap gescheiden. Hierna verloopt het proces hetzelfde als die van witte wijn.

Een variant die aan populariteit lijkt te winnen is blush rosé. Blush rosé is lichter van kleur dan klassieke rosé. Bij een blush rosé vergisten de schillen nog korter mee (slechts een paar uur). Dit zorgt voor de blozende (vandaar de naam) lichtroze kleur. Net als witte wijn kan een (blush) rosé droog of zoet zijn, of iets er tussenin.

Veel rosés komen uit Frankrijk en dan vooral uit de regio Provence in het zuiden. De lichte rosés die daar vandaan komen worden vaak gemaakt van druivensoorten zoals grenache noir en syrah. Uit Spanje en Italië komen tegenwoordig rosés die niet onder doen voor de toppers uit de klassieke Provence..

Rosé wordt gemaakt van blauwe druiven. Soms gebeurt dit in combinatie met witte druiven. De schillen gisten kort (veel korter dan bij rode wijnen) mee om kleurstof af te geven. Zodra het sap de gewenste roze kleur heeft, worden de schillen van het sap gescheiden. Hierna verloopt het proces hetzelfde als die van witte wijn.

Een variant die aan populariteit lijkt te winnen is blush rosé. Blush rosé is lichter van kleur dan klassieke rosé. Bij een blush rosé vergisten de schillen nog korter mee (slechts een paar uur). Dit zorgt voor de blozende (vandaar de naam) lichtroze kleur. Net als witte wijn kan een (blush) rosé droog of zoet zijn, of iets er tussenin.

Veel rosés komen uit Frankrijk en dan vooral uit de regio Provence in het zuiden. De lichte rosés die daar vandaan komen worden vaak gemaakt van druivensoorten zoals grenache noir en syrah. Uit Spanje en Italië komen tegenwoordig rosés die niet onder doen voor de toppers uit de klassieke Provence.

Rode wijnsoorten

Rode wijn wordt altijd gemaakt van blauwe druiven. De grijs-groene kleur van het druivensap verandert in een paars-rode tint door de kleurstof uit de blauwe schil. De smaak en ook de kleur van een rode wijn worden beïnvloed door de temperatuur tijdens de vergisting. Een lage temperatuur zorgt voor meer fruit en frisheid, maar minder kleur en concentratie.

 Net als witte wijn en rosé rijpen lichte rode wijnen op tanks van roestvrij staal. Echter, veel rode wijnen rijpen in eikenhouten vaten. Deze rijping geeft de wijn een ronder en zachter karakter. Bovendien voegt het eikenhouten vat - als het nieuw is - aroma’s van specerijen toe aan de wijn.

Er bestaan zowel rode wijnen gemaakt van één druifsoort (dit noemt men een single variety; zoals pinot noir) als rode wijnen gemaakt van verschillende druifsoorten (dit noemt men een blend; zoals een rioja die wordt gemaakt van de druiven tempranillo en garnacha tinta). Bij laatstgenoemde zorgt elke druifsoort voor een eigen kenmerk van de wijn. De ene druif zorgt bijvoorbeeld voor de zuren, de andere voor de fruitigheid en de laatste voor het mondgevoel.

De meest bekende rode wijndruiven zijn: cabernet sauvignon, merlot, pinot noir, sangiovese, syrah/shiraz, tempranillo, primitivo en malbec

Versterkte wijnsoorten

Bij versterkte wijnen wordt er tijdens de vergisting pure alcohol aan de wijn toegevoegd. Hierdoor stijgt het alcoholgehalte dusdanig dat de gist dit niet overleefd. Gist gaat namelijk dood bij 14 à 15% alcohol. Zonder gist geen vergisting, waardoor de niet vergiste suiker in de wijn achterblijft. Dit geeft de versterkte wijnen vaak een zoete smaak. Voorbeelden van versterkte wijnen zijn port, sherry en vermout. Versterkte wijnen hebben vaak een alcoholpercentage van circa 17%.

Dessertwijnen

Dessertwijnen zijn wijnen die je, hoe kan het ook anders, drinkt bij het dessert.Dessertwijn is een wijnstijl die wordt gekenmerkt door zijn halfzoete tot zoete smaken. Je hebt zowel witte, rode als mousserende dessertwijnen.

De meeste dessertwijnen zijn zoete witte wijnen zoals de sauternes en muscat. Sherry is juist droger, maar ook uitstekend te combineren met een dessert. Naast wit, bestaan er ook rode dessertwijnen. Denk bijvoorbeeld aan brachetto of rode port.

Alcoholvrije wijnen

Alcoholvrije wijn bestaat al langer, maar wordt de laatste jaren steeds populairder. Daar zijn verschillende redenen voor. Uiteraard zit er geen tot bijna geen (max. 0,5%) alcohol in alcoholvrije wijn. Bovendien bevat een alcoholvrije wijn slecht een derde van de calorieën in vergelijking met alcoholhoudende wijn. En dus kun je als Bob, sporter of gezonde levensgenieter prima een alcoholvrije wijn drinken.

Een alcoholvrije wijn wordt trouwens wel gemaakt van alcoholhoudende wijn. Door middel van ingewikkelde technieken - omgekeerde osmose, spinning core of vacuümdestillatie - wordt de alcohol van de wijn gescheiden. Vacuümdestillatie levert over het algemeen de beste resultaten op, omdat hierbij de meest geur- en smaakstoffen overblijven.

De smaak van alcoholvrije wijn is anders omdat de body, die alcohol normaal gesproken geeft aan wijn, ontbreekt. Een goede basiswijn is dan ook onontbeerlijk. Vollere witte wijnen met een lage zuurgraad vormen een goede basis. Bij rode wijnen zijn dat juist de fruitige varianten met weinig tannines.

Invloeden op wijnsoorten en smaak

Voor witte én rode wijnsoorten geldt dat wanneer zij in een warm klimaat groeien, ze een warmere en rijkere wijn geven. Door de warmte worden de druiven zoeter, bevatten ze meer suiker en minder zuren. De wijn wordt daarom zoeter en heeft vaak ook meer alcohol. Het klimaat heeft ook een grote invloed op de geur en smaak.

Een Chardonnay uit een koud klimaat bevat aroma’s als zure appel, limoen en meloen. Diezelfde Chardonnay uit een warm klimaat neigt naar rijper, voller en exotischer fruit, zoals ananas en gele appel. Een jonge Cabernet Sauvignon uit een koud klimaat herken je aan groene paprika en in warme klimaten aan rode paprika

Terug naar blog